De kapper van 117
We zitten in vak 117, mijn zoon en ik. Vlakbij een trap, wat wel zo comfortabel is. We hoeven ons namelijk niet al botsend en binnensmonds verontschuldigingen mompelend een weg naar die trap te banen als we even moeten plassen of als we voor de meute uit op jacht gaan naar een broodje kroket. Links naast mij zit een man van wie ik sinds kort weet dat hij Rob heet. Zijn gezin heeft een passie voor korfbal. Ik vind het wel zo prettig dat ik naast een beschaafd iemand zit. Ik denk dat het rechteroor van Rob niet honderd procent functioneert, want hij blijft altijd stoïcijns naar het speelveld kijken tijdens het doorlopende commentaar dat ik geheel ongevraagd tweemaal drie kwartier plus extra tijd verzorg.