De club van 6
Mijn jeugd reed me tegemoet. Het was op het Priempad, een landweggetje in wat nu nog Zeewolde West is, maar in de toekomst ongetwijfeld Almere Oost zal worden. Zelfs in Flevoland, een provincie met zeeën van groen, rukt de grote stad op. Dat is niet tot vreugde van iedereen. Als het aan Milieudefensie ligt, wordt Nederland ruimtelijk bevroren en mag Almere zich niet in de buurt van een randmeer wagen. Is er misschien wat dino-dna? Dan kunnen we in de Oostvaardersplassen de tyrannosaurus uitzetten. Maar daar gaat niet om. Terwijl ik vooruit reed op het Priempad, was het net alsof ik terugfietste in de tijd, helemaal tot aan de jaren '50. Het is niet gemakkelijk uit te leggen hoe dat in zijn werk ging. Voor mij zag ik een groepje fietsers naderen. Zes in totaal. Niets bijzonders zou je zeggen, maar deze fietsers zagen er uit alsof ze al ruim vier decennia onderweg waren. En toch waren het geen oude mannen, allerminst! Jonge knullen, eensgezind voortploeterend in hun adolescentie."
Christelijke jongeren," mompelde ik. Mijn echtgenote, die naast mij zat, keek me verbaasd aan. "Yes, my dear Watson," oreerde ik; "De fietsen zijn niet oud, maar wel ouderwets. De jongens waren te jong om zelf over het ontwerp te mogen beslissen. Dat werd door hun ouders gedaan. Die keken als belijdende christenen, ik schat gereformeerd of steiler, naar kwaliteit en degelijkheid." Mijn echtgenote wierp mij zo'n blik toe die geen nadere uitleg behoeft. Ik zat echter op mijn praatstoel en was niet te stuiten. "Deduceren en combineren, Mrs. Hudson," sprak ik op die typisch arrogante Sherlock Holmestoon. "De jongelui zijn merk- en tijdloos gekleed. Geen Nikes, geen helemaal te gekke fleeces of trainingspakken, geen petjes, ziet u: geen petjes! Als we elkaar straks passeren, zal het u ongetwijfeld opvallen dat deze jongens geen van allen piercings dragen. Ik wed dat ze zelfs geheel en al sieradenvrij zijn op een Prisma-achtig horloge met lederen band na."
Ik had geen tijd om op de reactie van mijn echtgenote te letten, want het moment van passeren brak aan. Ik reed inmiddels met een slakkegangetje en stuurde mijn rechterwielen in de berm. De voorste fietser week naar de ook voor hem rechtse kant van de berm uit. Dat was nog niet zo eenvoudig, want hij trok een aanhangwagentje voort waar een stuk schuimrubber uit stak. Hij stopte, liet zich van het zadel glijden, keek ons vriendelijk, bijna eerbiedig aan en stak aarzelend een hand op. Zijn vijf vrienden, wier fietsen ook vrij zwaar beladen waren, hielden eveneens halt. Een snelle blik leverde geen enkele piercing, tattoo of andere modernistische versiering op. Ook geen kettingen en armbanden, wel hier en daar een horloge met lederen band.Ik zag ineens het Margriet Winterboek voor mij. Daar stond elk jaar een verhaal in over De club van 6. De schrijver, wiens naam mij is ontschoten, had zich waarschijnlijk laten inspireren door 'De Vijf' van Enid Blyton en de nationale klassieker 'Zeven jongens en een ouwe schuit'. Een blik via Google leert dat "inspireren" zacht is uitgedrukt. Ik lees: "De club van 6 op een ouwe schuit". Misschien dezelfde schrijver als van de zeven jongens, want er zijn er voor minder van plagiaat beschuldigd. Verder titels als 'De club van 6 gaat op avontuur', 'De club van 6 en het mysterie van het Heegermeer' en 'De club van 6 in moeilijkheden'.
Ja, ja, de boys kregen het niet cadeau.De jongens in de berm stonden er bijna timide bij, maar dat was gemeten aan de normen van nu. In de jaren '50 keken bijna alle jongens zo. Wat ik voor timide hield, was het ontbreken van agressie. In mijn binnenspiegel zag ik dat de jongens op hun fietsen stapten, of om het in de jongensboekentaal van de jaren '50 te formuleren: "Zij klommen op hun karretjes en peddelden voort." Ik zag voor mij hoe ze op zoek waren naar een boerderij waar ze hun tent mochten opzetten of, beter nog, van de vriendelijke boer in de hooiberg mochten bivakkeren, waarna de boerin het zestal op verse warme melk tracteerde.Door mijn fascinatie voor de zes jongens op hun ouderwetse fietsen, was het mij helemaal ontgaan dat dikke regenwolken zich hadden samengepakt boven ons deel van Flevoland. Een dicht regengordijn trok over het Gooimeer en stond op het punt aan land te gaan. Mijn echtgenote schudde het hoofd en zei: "Die arme jongens, straks zitten ze middenin het noodweer." Ik hoopte dat ze tegen die tijd een boerderij hadden gevonden.