Zwervers in de olie
Mijn vader zaliger was links. En niet een beetje links, maar zo ontieglijk links dat zelfs Jan Marijnissen hem uitsluitend rechts had kunnen inhalen. Het lag dus in de lijn der verwachting dat ik als zijn oudste zoon van de weeromstuit een beetje rechts zou worden. Hoe zou dat bij Geert Wilders zitten, vraag ik me opeens af. Dit terzijde. Ik ben trouwens helemaal niet rechts, al heb ik in het bijzijn van sommige linkse mensen de onweerstaanbare drang mij een beetje rechts te gedragen. Noem het provoceren. Ik zie het zelf als een soort natuurlijke bescherming tegen de irritatie die menige politiek correcte bij mij teweeg brengt. Vier keer modaal verdienen, hartstikke leuk in een hockeybuurtje wonen, huisje in Frankrijk bijna rond en vanuit die comfortabele positie schande spreken van het armlastige grauw dat in Slotervaart de overlast op Marokkaantjes afwentelt.
Ik zal u en vooral mijzelf niet belasten met mijn vaders opvattingen over de integratie. Die strookten niet helemaal met de zoetgevooisde klanken die we daarover in de verkiezingscomposities van de progressieve partijen kunnen lezen. Ach ja, we waren het niet altijd met elkaar eens, mijn vader en ik, om het maar eens zachtjes uit te drukken.
Zo was daar ons Twistpunt Stalin. Mijn vader had de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en hij was er van overtuigd dat wij onze bevrijding in hoge mate aan de Sovjet-dictator hadden te danken. Dat klopt voor een deel ook wel, maar als de ene potentaat de andere potentaat omver werpt, wil dat niet automatisch zeggen dat de overgebleven potentaat daardoor geen potentaat meer is. Voor mijn vader gold dat met Stalin wel een beetje. Hij kon geen kwaad woord over Jozef Vissianorovitsj Djoegasjvili horen. Dat zette mij er juist toe aan telkens nieuwe bewijzen van de genadeloosheid van de Sovjetleider aan te dragen. Niet dat het tot iets leidde.
Op een dag vertelde ik mijn vader dat ik een boek had gelezen over het lot van de Russische boeren in het Stalinistische tijdperk. Het was geschreven door Marius Broekmeyer, als slavist tot 1989 verbonden aan het Oost-Europa Instituut van de Universiteit van Amsterdam. 'Het verdriet van Rusland - Dagelijks leven op het platteland sinds 1945' heet dat boek en het schetst een onthutsend beeld van het zinloos leed dat deze mensen is aangedaan. Dat thema zinloosheid vind je terug in het door Broekmeyer vertaalde meesterwerk 'De schande van Rzjev' van Vjatsjeslav L. Kondratjev, die tussen 1942 en 1945 onder mensonterende omstandigheden in het Rode Leger rond het ten westen van Moskou gelegen dorpje Rzjev vocht. Russische soldaten werden daar letterlijk als kanonnenvoer ingezet. Een mens was onder Stalin minder waard dan een dier. Ik ben er tot op de dag van vandaag niet in geslaagd te begrijpen waarom zoveel miljoenen Russen zich zo lieten terroriseren door één man.
"Laat maar jongen, dat geloof ik toch niet," onderbrak mijn vader mij toen ik hem een korte samenvatting van Marius Broekmeyers boek over de boeren onder Stalin probeerde voor te schotelen (Kondratjev had ik toen nog niet gelezen). Wel een aanrader overigens, al was het maar omdat 'De schande van Rzjev' zonder censuur is uitgegeven. Die Sovjetcensuur zorgde trouwens soms voor hilarische toestanden. Zo ondervond de oorlogsheld Zjoekov veel hinder bij het uitgeven van zijn memoires. Bijvoorbeeld omdat Brezjnev er per se in wilde voorkomen, ook al hadden de twee elkaar tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit ontmoet. Dus werd de volgende passage bedacht: "Zjoekov wilde Brezjnev raadplegen, helaas was hij niet aanwezig. hij was juist in... waar zware gevechten plaatsvonden." En Aleksei Jepisjev, chef van de politieke legerleiding, voegde de gelauwerde oud-legerleider toe: "Wie heeft uw waarheid nodig als die ons hindert?" (Bron: 'Stalin, de Russen en hun oorlog' van Marius Broekmeyer).
Ik ben behoorlijk afgedwaald, want eigenlijk wilde ik het hebben over dat ene onderwerp waar mijn vader en ik het roerend over eens waren en nog altijd zijn, mocht zijn ziel zich hebben ontworsteld aan zijn boven de Noordzee uitgestrooide as: de oliemaatschappijen zijn misschien wel de grootste zakkenvullers ter wereld. "Let maar eens op jongen," zei mijn vader als ik hem bewust op het stokpaard 'Shell' had getrokken. "Die oliemaatschappijen spelen een spel. Shell is marktleider, zeggen ze. Nou, Shell overlegt gewoon met de anderen over de brandstofprijzen, neem dat maar van mij aan. Als er ook maar iets gebeurt in de wereld, zoals een koersval of een orkaan in een gebied waar boortorens staan, hup dan gaan de brandstofprijzen omhoog. Niet met teveel tegelijk, maar wel omhoog. En als de koersen zich hebben hersteld en de orkaan vrijwel geen schade blijkt te hebben aangericht, gaan de prijzen weer iets omlaag. Maar nooit naar het niveau waarop ze voor die koersval en voor die orkaan stonden."
Toen ik gisteren bij mijn favoriete tankstation stopte, moest ik even aan mijn vader denken. De prijs voor Euro '95 loodvrij was met een paar centen gedaald. Van 1 euro 53 punt nog wat naar 1 euro 51 punt nog wat. De prijs voor een vat ruwe olie was na lange tijd onder de honderd dollar gekomen. Dat scheelde dus maar liefst twee cent aan de pomp.
"Zwervers zijn het," hoorde ik mijn vader zeggen.
"Wat je gelijk hebt, pa," mompelde ik, overstemd door het geluid van de benzinepomp