Harry Potter in matrozenpak
Voor mij was het nieuw: een concert op een zomerse woensdag om elf uur 's ochtends. Voor de honderden in de Grote Kerk van Elburg daarentegen was het zomerconcert van het Holland Boys Choir o.l.v. Pieter Jan Leusink een traditie waar naar uitgekeken was. Twintig jaar geleden stond de even bevlogen als eigenzinnige dirigent voor het eerst met zijn koor in het historische kerkgebouw waar de toen tachtig toeschouwers een beetje verdronken in een ruimte die groot genoeg is voor wel duizend mensen. De aanhouder wint. De oprichter en motor van een uniek gezelschap al dan niet vocale musici, dat zonder één eurocent subsidie in de vaart wordt gehouden, trekt al jaren volle kerken en concertzalen. Zelfs midden in de week op een zomerse ochtend. En als het zomerconcert met de bouwvak samenvalt, moeten soms honderden mensen worden teleurgesteld. Want de voorstelling is gratis en volgens het principe 'wie het eerst komt, die het eerst maalt'.
Dit jaar was voor iedereen plaats in de kerk. Het was gezellig druk zonder dat het benauwend werd. Een trouwe lezeres van mijn verhaaltjes had mij ingefluisterd dat Sytse Buwalda, de door mijn echtgenote en mij diep bewonderde counter tenor, als 'mystery guest' zijn opwachting zou maken en dit gevoegd bij het feit dat mijn gade uitgerekend op de dag van het concert haar verjaardag vierde, leidde tot de logische conclusie dat wij die woensdagochtend koers zetten naar het voormalige vissersstadje. Een aanrader trouwens, Elburg, ook als er geen concert is. Het sfeervolle centrum wekte toerismegevoelens bij mij op die mij het idee gaven dat ik al twee weken met vakantie was en niet gewoon een halve vrije dag doorbracht op een uurtje autorijden van Almere.
Het concert was soms overdonderend, dankzij de virtuoze organist Martin Mans, soms lyrisch (Sytse Buwalda) en altijd vrolijk. De zomerconcerten van Pieter Jan Leusink kennen namelijk een hoog gewaardeerde traditie: de presentatie van de jongste, nieuwe leden van het Holland Boys Choir. We praten dan over echt jong. In de jaren vijftig zeiden we: Dat grut is de korte broek nog niet ontwassen. Zo jong dus. De knaapjes worden op een buitengewoon vriendelijke en ontspannen wijze, ja hoe zal ik het noemen... ingewijd. Ooit zullen zij meezingen met de al wat grotere jongens en de mannen in het koor die aan de hoge eisen van de dirigent moeten voldoen. Maar hun eerste optreden in de Grote Kerk in Elburg pretendeert niets meer dan een feest te zijn. De nieuwe aanwinsten hoeven niet mee te zingen, zij zijn er vooral om sfeer te proeven en om aangestoken te worden door het virus dat hun oudere 'collega-koorleden' aan die grote musicerende Leusinkfamilie bindt.
Terwijl de stemmen van de wat meer ervaren zangers de akoestische meerwaarde kregen die zij ten volle verdienden, dwaalde mijn blik langs de in matrozenpakken gestoken kleinste koorknaapjes naar twee grafmonumenten die nogal domineerden in het voor een katholieke kerk relatief sobere interieur. Ik las een grafschrift waarin de term 'douarrière' voorkwam en terstond zag ik Toon Hermans voor mij, de held mijner jeugdjaren wiens teksten ik voor een groot deel nog altijd woordelijk kan opdreunen. De conférence over het banket. "Je zit aan... áán het banket. Twee keer aan. Je zit dus niet aan het banket. Want je mag nergens aankomen." Die conférence, beter bekend als het verhaal over de gehaktbal. "Leg neer die bal, l e g neer die bal. Enfin, ik leg die bal neer. Scheidsrechter er bij. Hij fluiten. Ik zeg: man daar ligt die bal toch. Hij zegt: is dat diezelfde bal? Ik zeg: ja, wat dacht jij dan? Dacht je soms dat ik met een bal gehakt in m'n zak naar het banket was gekomen?" Ik schrijf het op waar u bij zit. Bij wijze van spreken dan. Hoe dan ook, Toon zat aan dat banket naast een douarrière. "Ze zegt: zeg maar Dou tegen me, zegt ze." Pas toen ik de Dikke Van Dale er op nasloeg, kwam ik aan de weet dat een douarrière de weduwe van een adellijk heerschap was. Nu ik dit schrijf schiet mij nog een cabaretact over douarrières te binnen. Neerlands Hoop, Nieuwe de la Mar, Amsterdam, jaren zeventig. Mijn echtgenote en ik in de zaal. Op onze stoelen lagen papieren boterhamzakken die we moesten gebruiken toen Bram en Freek een schlager inzetten die als volgt ging: Ik ken een bende douarrières met een hele grote BIPS (hier moest het publiek massaal de eerste opgeblazen bodterhamzakjes laten ploffen), maar de getverderrière van mijn tante is nog krakender dan CHIPS (nummer twee werd tot ontploffing gebracht). Het bleef nog lang onrustig in de binnenstad van Amsterdam.
Ik zat zo'n beetje te luisteren en te mijmeren, toen mijn echtgenote mij aanstootte. "Kijk eens naar rechts," fluisterde ze. "Dat jongetje met een brilletje." Ik keek en wat ik zag was het hoogtepunt van het concert. Een jonge Harry Potter in matrozenpak, die helemaal opging in... nee, niet de muziek, maar de gebeurtenis. Zijn koppie zwaaide van links naar rechts, maar was toch vooral hemelwaarts gericht, alsof hij aan het dromen was en zich daarbij niet wilde laten afleiden door het zich aan zijn voeten uitstrekkende publiek. Twee knulletjes links van hem stond een voorlijk blond ventje met intelligente blik uit volle borst mee te zingen. Harry de Matroos daarentegen deed van alles, behalve zingen. Of nee, nu doe ik hem tekort, er waren momenten dat hij even zijn lippen van elkaar deed en dan had het er warempel alle schijn van dat hij er een paar vocale klanken uit zou gooien, maar die aanvechting duurde in de regel slechts kort, waarna hij weer als het ware verdween in de fantasie die hij zichzelf had voorgeschoteld. Misschien ervoer hij het repertoire als "nog even iets te zwaar voor mij".
Mijn echtgenote en ik konden onze ogen niet van hem afhouden. En dat loonde, want toen Pieter Jan Leusink de finale van een meeslepend koorwerk inzette, was het net alsof matroosje Harry wakker schrok. Zijn kaken begonnen te bewegen in hetzelfde ritme als dat van de overige koorleden. Had hij het licht gezien? Mmmm. Bij de laatste uithaal van het koor zagen we zijn mond wijd opengaan, maar net voor hij de slottoon aan zijn lippen kon laten ontsnappen, stokte die poging om, geloof het of niet, te eindigen in een geeuw.