Een moment van weemoed
Ich weiss nicht was soll es bedeuten, dass ich zo traurig bin.
Mijn zoon is het huis uit. Niet met ruzie hoor, maar gewoon omdat het in de loop der dingen een logische stap was. Eenendertig, een paar jaar op de wachtlijst van Woningnet gestaan en toen was het zomaar raak. Bingo! Een leuk appartement in Almere Stad. Ruim, goed onderhouden, twee jaar geleden de keuken en een jaar geleden de badkamer gerenoveerd, metersbreed balkon, prachtig uitzicht over het Weerwater. Nee, een buitenkansje.
Maar toch.
De afgelopen twee maanden kon ik aan het idee wennen dat ik mijn zoon niet meer boven, op de zolderverdieping die van hem was, zou horen stommelen. Of dat ik hem in de badkamer zou tegenkomen. Of dat hij gewoon even mijn werkkamer zou binnenlopen om iets te vragen of een geintje te maken. Eenendertig! Het werd warempel wel tijd. Ja, maak dat een vader maar eens wijs.
Mijn zoon heeft een moeder en twee oudere zussen, die als tijgerinnen over hem waken. Verder heeft hij een jonge oom met twee rechterhanden. Ze zijn de afgelopen negen weken als een soort klusbedrijf door zijn nieuwe huis gegaan. Het resultaat is verbluffend. Een paleisje is het geworden.
Zelf ben ik zo onhandig als de pieten. Ik kan gewoon helemaal niets. Waarschijnlijk daardoor staat elke knutselhandeling mij tegen. Ik krijg het al warm als ik een schroef moet indraaien. Toen mijn echtgenote en ik ons eerste huis huurden, een driekamerwoning aan de Marnixkade in Amsterdam, moest er flink worden opgeknapt. Gelukkig was mijn echtgenote ook toen al handig en was ik in het bezit van een vader die in zijn jonge jaren huisschilder was geweest. In tijd van twee weken was onze driekamerwoning (een enorme luxe begin jaren '70) meer dan bewoonbaar gemaakt. Om toch een soort van bijdrage aan de opknapbeurt te geven, had ik een timmermansoverall gekocht. Als we gingen klussen, deed ik het kledingstuk aan, stopte een duimstok in één van de diepe steekzakken, deed hetzelfde met een timmermanspotlood en ging vervolgens mijn echtgenote en mijn vader voor de voeten lopen. Ik haalde de duimstok uit mijn zak en mat lukraak een stukje muur op. Met het timmermanspotlood zette ik een streepje op de muur, waarna ik met een tevreden gebaar duimstok en timmermanspotlood terugstopte in mijn overall. De echte klussers lieten mij begaan. Zij wisten ook wel dat ik gewoon een rol speelde. Die van timmerman namelijk. Dat streepje op de muur had verder geen enkele betekenis.
Mijn zoon is vorige week zondagmiddag het huis uitgegaan. Formeel dan, bedoel ik. Ik zat achter mijn computer en opeens hoorde ik van beneden zijn stem. "Hé Huis, ik ga er vandoor." Even had ik niet in de gaten dat het definitief was. "Dat is goed hoor, jongen," riep ik terug, maar op dat moment realiseerde ik mij dat hij niet voor niets had geroepen. "Wacht, wacht!" riep ik; "Ik kom naar beneden." Ik stommelde de trap af en even later stonden we een beetje onwennig tegenover elkaar. Ik sloeg mijn armen om hem heen. Hij drukte zich als de grote vriendelijke reus die hij is tegen mij aan. We liepen samen de tuin in. Hij pakte zijn fiets en ik slenterde zogenaamd onverschillig achter hem aan. Bij het tuinhek bleef ik staan. Hij stapte op zijn fiets, stak zijn hand omhoog en reed weg. Met tranen in mijn ogen keek ik hem na en ik bleef onbeweeglijk staan tot hij allang uit het zicht verdwenen was.