Leve de sprekende minderheid
Ik heb het gedaan. Ik heb gestemd. Natúúrlijk heb ik gestemd. Hoe kon u ook maar een seconde denken dat ik mijn stem verloren zou laten gaan? Dat ik mij zou scharen in de nors murmelende rij van de zwijgende meerderheid, die niks moet hebben van die zakkenvullers in Brussel, die overigens geen haar slechter zijn dan de zakkenvullers in Den Haag en de zakkenvullers in de gemeente, want de hele wereld bestaat uit zakkenvullers en of je nou door de hond of de kat gebeten wordt, het zijn toch altijd de Hoge Heren die het uitmaken en die dus hun zakken vullen. Nee, ik hoor niet bij het volk dat zelfs te besodemieterd is om op de PVV te stemmen, al ben ik daar ook wel weer een beetje blij om.
Maar het was wel anders dan anders. Normaal gesproken is verkiezingsdag voor mij een semi-feestdag. Ik heb dan weliswaar meestal niet vrij, maar toch bruis ik wat meer dan anders. Een lichte opwinding neemt, naarmate zo'n dag vordert, bezit van mij. Noem mij gerust ouderwets, maar ik vind het nog steeds een voorrecht dat ik, niet gehinderd door welke macht dan ook, mijn stem mag uitbrengen op wie ik wil en dat niemand iets met mijn keus te maken heeft. Toch geef ik toe dat het gevoel van opwinding dit keer ontbrak. Vlak voordat ik, samen met mijn echtgenote, naar het op een steenworp afstand van ons huis gelegen stembureau wandelde, viel mijn oog op de strip Sigmund in De Volkskrant. De kleine psychiater met het ooglapje is op weg naar het stemhokje als een lid van het stembureau hem hoofdschuddend toevoegt: "Het zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement hoor!". "Weet ik," antwoordt Sigmund en terwijl hij doorloopt om zijn stem uit te brengen, klinkt het achter hem: "Loser." Ik wil niet zeggen dat ik mij een loser voelde toen ik onderweg was naar het in de buurtschool gevestigde stembureau, maar een bevoorrecht burger waande ik mij evenmin. Voor wie zich afvraagt hoe je in een strip iemand zijn hoofd kunt zien schudden: door de krant een paar keer heen en weer te bewegen.
Weet u dat ik mij niet kan herinneren op welke partij ik, tijdens mijn debuut als actief stemgerechtigde, mijn keus heb laten vallen? Dat moet ruim veertig jaar geleden zijn geweest. Tweede helft jaren zestig. Ik denk dat het D66 was. Van Mierlo sprak mij toen wel aan en ik had in 1966, kort na de oprichting van de partij, de degens gekruist met één van de grondleggers. Dat kwam zo. Op onze middelbare school, die grensde aan het Vondelpark, zat Heddy Affolter, thans Heddy Lester, dochter van Coen Affolter. Coen was mede-oprichter van D66 en via zijn dochter toonde hij zich bereid in de geschiedenisles het een en ander over de nieuwe partij te vertellen. Hij zou een partijgenoot meenemen en kritische vragen van de leerlingen waren geen enkel probleem. Onze geschiedenisleraar, die volgens sommigen tegen het communisme aanleunde, wilde ons maar wat graag die kritische vragen influisteren. Als haantje de voorste stond ik in de startblokken om de twee heren van D66 eens danig de oren te wassen. Maar ja, die partijgenoot van Coen Affolter was ene Hans Gruijters. Hij veegde mij utiermate vriendelijk alle hoeken van het klaslokaal door. Het was een harde les waar ik nog altijd mijn voordeel mee doe.
In maart 2006 was ik zelf kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezing in Almere. Lijsttrekker nog wel. Ofschoon ik wist dat mijn partij stevig zou gaan inleveren, stapte ik de ochtend van de verkiezingen met dat tintelende gevoel van verwachting uit mijn bed. Mijn humeur werd er alleen maar beter op toen ik, in het centrum van Almere Haven, staande werd gehouden door een oudere dame. "Meneer Huis, meneer Huis," riep zij van een afstandje. Ik rechtte mijn rug, toverde een innemende glimlach op mijn lippen en stapte utinodigend op de dame af in de veronderstelling dat zij mij nog even een hart onder de riem wilde steken. Nou, dat lag iets anders. Het was meer een dolk die naar mij werd uitgestoken. De dame begon te fulmineren over de partij waar zij in geen geval op zou stemmen, zijnde de mijne en zij wierp mij een aantal verwijten voor de voeten die ik helaas vergeten ben, behalve één, namelijk dat mijn partij het CDA in het zadel had geholpen. En als er nou één partij was die ze nog meer haatte dan de mijne dan was het 't CDA. Ik vind dat deel van haar litanie ruim drie jaar na dato wel geestig, omdat het CDA nu juist de coalitie had laten sneuvelen. Toen probeerde ik echter de steeds bozer wordende dame met al mijn verbale vermogens uit te leggen dat zij het bij het verkeerde eind had. Louw loene. Het oude mens werd alleen maar kwaaier. "Nou staat u nog te liegen ook!" beet ze mij toe. Op dat moment had ik veel zin om haar met een "Rot toch op ouwe tang!" in haar vet gaar te laten smoren, maar in werkelijkheid zei ik met een democratisch omfloerste stem: "Nou mevrouw, ik vind het echt heel jammer dat u er zo over denkt. Maar het belangrijkste is dat u uw stem uitbrengt." Huichelaar!
In ons stembureau viel de opkomst zwaar tegen. Of voldeed aan de verwachtingen, zo kun je het ook formuleren. De drie leden die op een rechtmatig verloop van de verkiezing moesten toezien, aten biscuitjes uit een snel slinkende rol en ze wekten niet bepaald de indruk dat zij onder stress te lijden hadden. De computer heeft het tijdelijk moeten afleggen tegen het ouderwetse stembiljet. Dat was even wennen. Het grote, op een bepaalde manier gevouwen papier en het rode potlood. Het laatste bleek dit keer niet aan een touwtje te zijn bevestigd, maar aan een kettinkje met een veer, waardoor het potlood na gebruik telkens naar dezelfde plaats werd getrokken. Toch nog een innovatie. Misschien met Europees geld gesubsidieerd.