Verstekelingen in vak 117
Ik zag het toen De Graafschap tegen scoorde. Rob, de diamantair die naast ons zit in vak 117, zag het ook. Het ons onbekende gezinnetje - moeder, vader en twee jongetjes - dat op vier belendende stoelen in rij 8 had plaatsgenomen, kwam in een automatische reactie van enthousiasme als één man overeind toen Tarvajärvi het balletje achter Maarten Stekelenburg werkte. Nou ja, half overeind, want een waarschuwende blik van moeder was voldoende om manlief en de twee zoontjes snel en ingetogen op het blauwe kunststof terug te laten veren. Aha, verstekelingen! Verdwaalde supporters van de superboeren. Als commando's gedropt in de vijandelijke linie. Omgeven door de die hards van rood en wit. Als dat maar goed ging!
Moeder wierp een blik van verstandhouding naar Rob en mij. "Hoe komen jullie hier zo verzeild?" vroeg ik met gedempte stem. "Mijn man werkt bij een bedrijf dat Ajax sponsort en daar zijn ook seizoenkaarten beschikbaar," antwoordde mama half fluisterend. "Je zit hier veilig hoor," vervolgde ik, maar Rob was daar nog niet zo zeker van. Hij wees naar een man die een paar rijen voor ons zat. "Die werd een keer heel vervelend toen er een supporter van de tegenpartij in het vak bleek te zitten," vertelde hij. Ik keek naar het jongste zoontje, een aandoenlijk, ietwat bleek uitziend scharminkel dat een enorme wollen pet op had en er mede daardoor uitzag als een Kruimeltje uit de provincie. "We hebben de clubpetten maar in de auto laten liggen," verklaarde moeder.
Het is beschamend maar waar: er zijn inderdaad heethoofden die in staat zijn zo'n De Graafschapgezinnetje te lijf te gaan. Ik herinner mij twee incidenten voor en tijdens de openingswedstrijd in de Amsterdam Arena, die tussen Ajax en PSV ging met als inzet de Johan Cruyffschaal. Mijn broer en ik liepen met onze zonen naar de juiste tribune-ingang te zoeken toen we een in PSV-shirt gehulde supporter op ons af zagen komen. Voor ons liep een groepje Ajaxhelden. Een paar van hen sloegen de PSV'er letterlijk in het voorbijgaan tegen de grond. Als een soort routineklus die geen oponthoud mocht opleveren. De arme knul zakte met bebloed gezicht tegen een muurtje en wij liepen er laf voorbij.
De wedstrijd verliep desastreus voor Ajax dat met ruime cijfers verloor. Bij het derde Eindhovense doelpunt zag ik iemand op 'onze' tribune verheugd opspringen. Ach ja, die knaap had zich de hele wedstrijd moeten inhouden, dus het was een menselijke reactie. Maar die werd hem wel bijna fataal, want even later werd hij omringd door uitzinnige Ajax-aanhangers, die hem zonder pardon over de rand van de eerste ring dreigden te zetten. Eén van hen herkende ik als een stadgenoot met wie Peter en ik wel eens naar uitwedstrijden waren gereisd. Een keurige jongeman, op het bescheidene af. Met een verwilderde blik in zijn ogen stond hij aan de door zichzelf ontmaskerde PSV-supporter te trekken. Mijn broer en ik besloten, met de zonen, uit voorzorg het stadion te verlaten.
Rob had gelijk, zelfs in ons bedaagde vak zitten ongetwijfeld fanatiekelingen die er op slaan zodra ze met liefhebbers van de tegenpartij worden geconfronteerd. Maar het merendeel van de 117-populatie is vreedzaam en in ieder geval geweldloos. Ook de kapper die normaliter tweemaal vijfenveertig minuten achter ons verwensingen zit te schreeuwen. Hij was er dit keer niet bij en daar was ik, gezien de aanwezigheid van 'Kruumeltje' en zijn broer, niet al te rouwig om. "Bloedkop!", imiteerde ik hem om de familie De Graafschap een indruk van deze kleurrijke figuur te geven.
Een minuut of tien voor het eindsignaal besloten de superboeren in cognito hun auto op te zoeken voor de lange thuisreis. Het viertal kon het vak ongehinderd verlaten. In het voorbijgaan gaf ik Kruimeltje een high five. "Wij doen er alles aan om de jeugd aan Ajax te binden," zei ik ter verklaring tegen zijn moeder. Ze glimlachte, mompelde iets in de trant van "dat er ook aardige Ajax-supporters zijn" en verdween zonder kleerscheuren richting uitgang.