Koffie met een boek
Op zoek naar nominaties voor de volgende Volkskrantverkiezing 'De lelijkste plek van Nederland' was ik op een bleke zaterdagmiddag in Aalsmeer. Een uit zijn krachten gegroeid tuindersdorp, waar ogenschijnlijk geen cent teveel wordt uitgegeven aan uiterlijkheden. Je vindt er geen stadse pracht en praal. geen verfraaiing om de verfraaiing. Alles straalt er nut en noodzaak uit, tot en met de gedenksteen voor de gevallenen tijdens WO II, die in het uit strakke rechthoeken opgebouwde stadhuis is verankerd. En toch staat daar dan weer wel, als een bloem in de woestijn, een voormalig veilinggebouw waarvoor de beroemde architect J.F. Staal tekende. Goed onderhouden Amsterdamse school, een plaatje. Het is nu van Endemol.
Wie een wandeling wil maken door het centrum van Aalsmeer doet er verstandig aan met ingehouden passen voort te schrijden, want voor je het weet ben je er doorheen. Eén winkelstraat, dat is het wel zo'n beetje. Eerlijk is eerlijk, het saaie decor wordt meer dan verluchtigd door een prachtig gerestaureerde molen, die een verdwaalde indruk maakt. Net voorbij die molen is een café gevestigd dat Het Hoge Huys heet. Als je daar naar binnenstapt, sta je ineens in een andere wereld. Een oergezellige gelagkamer die omzoomd wordt door tot de nok gevulde boekenkasten en een plafond dat geheel uit oude kranten bestaat. Zoiets verwacht je in de Pijp of in een andere neo yuppenwijk, maar Aalsmeer... Nou ja, als inwoner van Almere weet ik wat het is om met vooroordeel te worden geconfronteerd.
Ik heb de hinderlijke gewoonte om zodra ik boekenkasten zie de titels van de daarin gerangschikte boeken te gaan lezen. Zo zag ik al gauw dat bij de inrichting van het café niet op literaire waarde was geselecteerd, maar dat men volgens het principe 'het gaat om de kaften, de inhoud doet er niet toe' te werk was gegaan. Iedereen die in dit land achter een schrijfmachine heeft gezeten en het wel tot een uitgever maar nooit tot het boekenbal heeft geschopt, heeft een plaatsje gekregen in café Het Hoge Huys, zo lijkt het wel. Zo is het een stamlokaal vol boeken geworden, maar geen literair café.
Ik trok links en rechts wat bandjes uit de kasten en het was alsof ik het eerlijk zweet van al die onbekend gebleven ploeteraars kon ruiken. Kent u het boek 'Verrader in opdracht'? Bij deze. Het is geschreven door Alex Klein, een naam om te onthouden. Van de hand van Louis van Orden is het werk 'Proeftijd: één jaar!', dat als volgt begint: "Toen Gerald Vandenbergh het glimmend-natte dek van de Nieuw-Amsterdam opstapte, huiverde hij even. Grauw waren de golven, kort en fel oprijzend, scherp en vochtig de wind, die hem in het gelaat stormde." Kijk, dat is nog eens een boek. Heel anders dan het slappe geleuter van zo'n Giphard, om maar eens een dwarsstraat te noemen. Fel oprijzende grauwe golven en een scherpe en vochtige wind die de hoofdpersoon in het gelaat stormt. Het gelaat! Zo'n schrijver geeft zijn lezers tenminste waar voor hun geld, want gezicht dat kun je als lezer zelf wel verzinnen, maar gelaat dat is pas literàààir.
In een hoekje van het cafélokaal, vlakbij een raam dat op de tamelijk troosteloze winkelstraat uitkeek, zat een groepje van oude mensen de dingen die voorbijgaan. Ik kan het niet anders omschrijven. In zo'n gezelschap bevindt zich altijd een man die het hoogste woord voert. Iemand zoals ik, zouden degenen zeggen die mij kennen en die ik nu even voor ben. Zo'n man die een bedenkelijk soort opgewektheid ten toon spreidt. Dat je bij jezelf denkt: die overschreeuwt zijn depressies. Eén van de dames in het groepje aan het raam zei: "Een kennisje van ons heeft een tekort aan zuurstof in haar bloed." En die man kwam daar dus per omgaande overheen met een net iets te luid: "Wat zeg je, een korte zuurstok in haar broek?" Niemand nam er aanstoot aan, want ze kenden die man al zo lang en ze wisten waar hij overheen praatte of misschien wel wie. Ik draaide mijn hoofd onopvallend om teneinde de man te kunnen monsteren. Een vriendelijk gelaat, dat menige scherpe en vochtige storm had doorstaan. Mijn blik viel op een boek dat in een kast naast zijn stoel stond. De titel: 'Wie staand sterft leeft langer'. Ik kon niet zien wie het geschreven had, maar dat gaf niet, want tegen zo'n titel kan geen naam op.
Zo, het is me weer gelukt. Waar dit verhaaltje eigenlijk over zou gaan, is nog niet aan bod gekomen. Het gaat om een boek dat ik in eigendom verwierf nadat ik de serveerster had gevraagd of het te koop was en hoeveel het in dat geval kostte. Zij keek mij eerst verbijsterd aan, zei aarzelend dat ze er niet meer dan twee euro voor wilde hebben, verdween naar achteren en kwam even later terug met de mededeling dat ik het boek gratis en voor niets mocht meenemen. Het is deel 15 van 'Baedeker voor de huisvrouw'.
Maar daarover volgende keer meer.