Een oase van respect
"We moesten dit jaar maar eens naar de Auschwitzherdenking gaan," waren mijn echtgenote en ik het roerend met elkaar eens. Vroeg op dus, honden uitlaten, badderen, korzelige blik op de klok. Jeetje, wat gaat de tijd hard op zo'n zondagmorgen. Meteen een gevoel van schaamte om die banale houding in het licht van de weerlozen die door de nacht en nevel van het nazisme werden verzwolgen. Soms denken we hun schimmen nog te zien, al is het vrijwel onmogelijk ook maar een fractie te begrijpen van het leed dat die mensen hebben doorstaan. Alleen de getekende getuigen die terugkeerden uit dat aardse vagevuur hebben recht van spreken. En uitgerekend zij praten steeds vaker tegen dovemansoren.
De herdenking vond plaats in het Wertheim Park, een snipper groen op de hoek van de Plantage Middenlaan en de Plantage Parklaan. Na een soort sightseeing rond het Tropenmuseum vonden we zowaar een parkeerplaats op een minuut of tien lopen van het park, dat in 1942 door de toenmalige burgemeester van Amsterdam, die luisterde naar de toepasselijke naam Voûte, werd omgedoopt in 'Parktuin'. De oorspronkelijke naamgever had weliswaar als filantroop vele goede werken verricht, maar ja hij was natuurlijk wel een jood.
Het was koud maar helder weer. We arriveerden in het park toen de herdenking net begonnen was. Beetje lang moeten zoeken naar die parkeerplaats, maar dat is Amsterdam. Het park was bijna vol. Wij stelden ons bij de ingang op, naast een potige meneer met een gehoorapparaat waaraan een transparant telefoonsnoer hing dat onder de kraag van zijn jack verdween. Twee meter achter hem stond een al even potige meneer met precies zo'n gehoorapparaat. Beide meneren keken spiedend om zich heen. Om de een of andere reden voelde ik me er juist niet veiliger door. Van de weeromstuit begon ook ik spiedend om mij heen te kijken.
Daar verscheen een jongeman met onmiskenbaar Noordafrikaanse trekken. Hij had een wollen muts op en ook hij keek spiedend om zich heen. De twee mannen met de gehoorapparaten overlegden kort met elkaar (zonder gebruik te maken van hun gehoorapparaat) waarna één van hen op de jongeman afstapte. Ik wendde mijn blik af, al was het maar uit gêne, en concentreerde mij op datgene waarvoor wij gekomen waren: de Auschwitzherdenking. Goeie genade, hoe ver is het met ons gekomen dat we onder elk windjack waar een bepaald uiterlijk bovenuit steekt een terrorist vermoeden?
De herdenking verliep zonder enig incident. Vertegenwoordigers van het Landelijk Beraad Marokkanen legden een bloemstuk bij het monument dat ik niet eerder in het echt had gezien. Wolkers spiegels waren bedolven onder bloemen en er stonden mensen voor. Nou ja, het Wertheim Park is ook op herdenkingloze dagen open.
Een rabbijn die als kind het kamp had overleefd herdacht de miljoenen slachtoffers van de holocaust in een indrukwekkende toespraak en in een gebed dat door merg en been ging, ook al was het in het hebreeuws. Een oudere man voor ons was zijn keppeltje vergeten. Hij drapeerde zijn zakdoek op zijn schedel, zoals mannen dat op warme zomerdagen in de jaren vijftig deden. Een heer met hoed op stak hem een reserve keppeltje toe. Ik zette mijn blauwe, gebreide ijsmuts op. Geen ponum, maar het ging er alleen om uit respect het hoofd te bedekken.
Na de herdenking liepen we in koelkastkou over de Plantage Middenlaan terug naar onze parkeerplaats. Ik was, tja hoe moet ik dat formuleren... verheugd over de wijze waarop de bijeenkomst was verlopen. Geen wanklank, niet één. Het Wertheim Park was de oase van respect die zo'n herdenking verdient. En het was een goed teken dat vergeleken met vorig jaar twee keer zoveel mensen naar het park waren gekomen.
Harry van Bommel had wijselijk besloten weg te blijven. Ik heb hem niet gemist.