Bloed, zweet (en) tranen
Voetbalsupporters zijn net weerhanen. Die man achter ons op de tribune, van wie ik denk dat hij kapper is, zat tijdens Ajax - PSV aan één stuk door te vloeken. Vier dagen later verkeerde hij in de zevende hemel. Jantje huilt Jantje lacht. Of is het nou andersom? Hoe dan ook, de klassieker Ajax - Feyenoord was nog geen minuut aan de gang, of het feest achter mijn nek barstte al los. Henk Timmer kon maar net een leep balletje van Klaas Jan Huntelaar tot hoekschop verwerken. Dat beloofde veel en ook al miste Ajax in het vervolg van de wedstrijd de prachtigste kansen, toch werd het een gedenkwaardige editie van de enige ware topper die ons voetbal kent.
Voor de wedstrijd trad Peter Beense op. Peter (mijn zoon) en ik stonden op de omloop die aan ons vak grenst met koffie en sinas en volgden zijn verrichtingen via een televisiescherm. "Bloed, zweet en tranen," galmde de sympathieke volkszanger, die zo te zien nog nooit een letter in een Sonja Bakkerboekje had gelezen. "Het lijkt wel of hij afgevallen is, Peet," zei ik. Toen we even later op de tribune plaatsnamen, moest ik daar op terugkomen. Ik dacht dat televisie tien kilo zwaarder maakt, maar bij Peter Beense werkt het blijkbaar andersom. "Bloed, zweet en tranen." Beense kreeg het volk op de tribunes mee. "Toch is er maar één die het echt goed kan zingen," zei Peter. "Let maar op. Hazes zingt bloed, zweet, tranen. Zonder en. Dat doet niemand hem na."
Na het eerste doelpunt, een prachtige actie van Johnny Heitinga, schreeuwde de kapper: "SLACHTEN!". Misschien is hij bij nader inzien wel slager. Voor zijn doen hield hij zich gedurende het duel vrij goed in, maar er viel dan ook weinig te klagen. Nou ja, die gemiste kansen. Suarez voor open doel op aangeven van Huntelaar. "Die had ik er nog wel in kunnen schieten," zei een oude man met wie ik vlak voor de rust in de tegenwooridig toiletjuffrouwloze sanitaire ruimte van vak 117 stond. We waren allebei een paar minuten voor het einde van de eerste helft naar de omloop gegaan om de file bij de toiletten voor te zijn. "Ja zeg, wat een kans," antwoordde ik. "Ik kan niet voetballen, dus misschien was ik wel over mijn eigen benen gestruikeld, maar ik had die bal in ieder geval niet over geschoten." Ik had het nog niet gezegd of we hoorden de opmaat naar een doelpunt voor Ajax. Een ingehouden vreugdekreet, een moment van ademloosheid, zeg maar de stilte voor de storm. En dan de ontlading, die explosie van vreugde waarvan ik soms zomaar een brok in mijn keel krijg. Afknijpen dus, gauw naar buiten om op de tv-schermen de herhaling te zien. Gabri. Assist. Huntelaar. Kopbal. Snoeihard. Timmer. Kansloos. Tijd voor een broodje Van Dobben kroket.
Neef Roy had voor aanvang van het duel een 4-0 overwinning voorspeld. Als Peter en ik het stadion binnenkomen, duikt hij opeens voor ons op en dan maken we een praatje. Hij is een zoon van mijn lievelingstante, die de schoonzus en beste vriendin van mijn moeder was. Jarenlang hebben ze gezusterlijk naast elkaar gelegen in een urnentuin op Westgaarde. Vier nul dus zou het worden, volgens Roy. Het begon er aardig op te lijken. Maar nicht Anouschka, de jongere zus van Roy, had voor Ajax - PSV ook "dat wordt 4-0" geroepen. Ja, het is een rare familie.
Roy zat aardig in de richting. Het werd uiteindelijk 3-0, maar gezien al die gemiste kansen reken ik 4-0 ook goed. De kapper (of slager) achter ons was slechts over één ding ontevreden. "We hadden ze kunnen vernederen," bromde hij. Volgens Bert van Marwijk was dat ook met 3-0 al het geval. Hij liet zijn spelers strafrondjes lopen. Of het wat uithaalt...
Voldaan daalden Peter en ik de Arenatrappen af. Ons vak grenst zo'n beetje aan het streng bewaakte vak voor de supporters van de tegenpartij. Die worden na de wedstrijd via een hermetisch afgesloten tunnel naar de trein geleid. Een groepje Feyenoord-supporters stond, onder bewaking van de ME, te wachten tot een solide ogend ijzeren hek zou worden ontsloten, zodat zij die tunnel in konden lopen. Vanaf een afstandje werden zij gadegeslagen door Ajax-supporters die uitdagende gebaren maakten en allerlei niet voor herhaling vatbare verwensingen schreeuwden. "Kijk Peet," zei ik. "Dan heb je met 3-0 gewonnen en ga je over een ijzeren trapleuning hangen om een groepje Feyenoorders uit te schelden." Peter haalde zijn schouders op. Hij scheldt nooit, zelfs niet op de scheidsrechter.
"Kom op, we halen een patatje. Dat hebben we wel verdiend," zei ik. Alsof wij die drie doelpunten hadden gemaakt. Bij een Vlaamse frietentent bestelde ik twee porties. "Ik met," zei ik. "En jij Peet?" Hij grijnsde. "Geef mij maar een patatje oorlog."