Een en al stroomlijn
Ofschoon ik zelf graag nog even wacht op de elektrische fiets die ook zelf trapt, heb ik mij een avondje beziggehouden met hèt thema van deze Tour: de stroomlijn. Nee, dat is niet de ondergrondse verbinding tussen een serie metrostations die de halve hoofdstad doen verzakken. Het is de ideale vorm van fiets en vent. Een onderwerp dat momenteel de media beheerst. Ik heb mij er onder het genot van een Pinot noir (wijn hoor, niet een gekleurd Sesam Straatdier) over gebogen en zonder mijzelf geniaal of zelfs maar briljant te willen noemen, meen ik toch een paar interessante tips te kunnen geven aan de vedetten en hun volgers in het peloton.
Stroomlijn is 'hot'. Het schijnt dat zelfs de kleinste oneffenheid aan een coureur en/of zijn racefiets het verschil kan uitmaken tussen winst of verlies. Laten we eens beginnen met de mens, de renner, de coureur, het tot op het bot afgetrainde scharminkel dat wij op ons sterk vertekenende televisiescherm als gladiator voorbij zien flitsen. Aart Vierhouten, actief wielrenner en kersverse analist van Radio Tour de France, kan het niet genoeg benadrukken: een renner hoort glad te zijn, aalglad. De beenharen moeten het liefst tot onder de wortel uit de toch al niet zo vette onderdanen worden gerost, hetzelfde geldt voor de luciferhoutjes die in de wielrennerij armen worden genoemd en een dikke kuif is uiteraard geheel en al uit den boze. Zelf heb ik bedacht dat een wielrenner best zonder oren kan. Ja, ik weet dat de jongens tegenwoordig met van die belachelijke oordopjes in rijden, maar je kunt niet alles hebben. Zonder oren boekt een beetje coureur toch al gauw een halve minuut tijdwinst in een modale etappe. Met oren bedoel ik de flappen, niet de gehoorgangen, dus doof hoeven de mannen er niet door te worden. Wat zegt u? De zonnebrillen. Euh, die euh, die kunnen best met elastiek op hun plaats worden gehouden. Ja, als wielrennen gemakkelijk was, had ik allang de Tour de France gewonnen. Glad dus, dat is het credo voor de moderne wielercoureur.
Beetje lullig overigens dat de tijdrit rond Cholet werd gewonnen door een Duitser met een baard. Die moffen ook altijd!
Dan de fiets. Daar kan nog best het een en ander af. Ten eerste het stuur. Dat is nou werkelijk volkomen uit de tijd. Hoe lang rijden de renners al niet met die twee door een stang aan elkaar geklonken halve ringen? Zulke dingen gebruiken ze zelfs niet bij het turnen. You van Gel. Wie? De wereldkampioen halve ringen. Belachelijk gewoon. Het stuur kan smaller, het kan gestroomlijnder, het kan geavanceerder, het kan gedigitaliseerd. Nou ja, van dat laatste heb ik eigenlijk geen verstand, maar als we werkelijk denken dat we in een digitale wereld leven, zie ik niet in waarom een fietsstuur per se analoog moet blijven. Het zadel kan ook smaller. Dat is even wennen voor de jongens, maar als hun vriendinnen een string kunnen velen, waarom zij dan niet een zadel in die vorm? Kom op zeg, niet zeuren. Je wilt de Tour winnen of je wilt het niet. Spaken. Ik zeg: SPAKEN. Waarom is er nog niemand op gekomen die ondingen zoveel mogelijk uit de wielen te trekken? Ze houden alleen maar wind tegen. Je maakt mij niet wijs dat de technologie nog niet zover is dat we spaakloze wielen kunnen maken. Wielen waar de wind geen vat op heeft. Een minuut per honderd kilometer win je er mee. Schat ik voorzichtig hè, het kunnen er voor hetzelfde geld tweeënhalf zijn.
Zou de wielerwereld mijn ideeën oppikken? Ik denk het niet. Conservatief wereldje hoor, de wielrennerij. En er wordt ook niet zo heel veel gelezen, dus voordat iemand van de Rabobankploeg deze website heeft gevonden, heeft Cadel Evans uit frustratie over zijn mislukte optreden met de bike van 1 miljoen de laatste tijdrit met overmacht gewonnen op een oude opoefiets.