Zing dan vogel zing!
We hebben twee katten, Ot en Sien, broer en zus, geboren in Friesland getogen in Almere en getooid in het wit van de onschuld. Poeslief zijn ze voor ons. Onweerstaanbaar is misschien een beter woord. Ot zit het liefst de hele dag op schoot en Sien, die wat gereserveerder van aard is, toont haar affectie door klaaglijk te miauwen als haar brokjes dreigen op te raken. Schatjes zijn het, maar o wee als je een vogel bent!
Misschien komt het door de boerderij waar ze hun eerste levensweken hebben doorgebracht, maar Ot en Sien zijn twee jagers van opmerkelijk formaat. Niet zelden trekken ze er samen op uit en dan voeren ze strategische manoeuvres uit in ons hofje, alsof ze op jacht zijn in de jungle. Een buurvrouw vertelde dat zij Ot een keer, toen hij van onze schutting op het dak van haar carport sprong in één moeite door een vogel zag verschalken. Ze vond het aan de ene kant gruwelijk en aan de andere kant toch ook fascinerend. Sinds die tijd noem ik Ot regelmatig "vuile moordenaar", maar ik zeg het met de toegeeflijkheid van een vader die zijn zoontje vermaant, omdat de bengel een klasgenootje een blauw oog heeft geslagen. "Je mag geen mensen slaan, jongen." En bij de koffieautomaat opscheppen. "Die kleine van mij..."
Vorige week werden wij op indringende wijze geconfronteerd met de moordzucht van Ot. Ik wierp toevallig een blik in de tuin en zag tot mijn afgrijzen dat Ot een volwassen spreeuw tussen de tanden had. De zijne wel te verstaan. Het beestje spartelde niet alleen tegen, maar bracht ook het huiveringwekkende geluid van een spreeuw in doodsnood voort. Ik durfde niet te interveniëren, dus riep ik mijn echtgenote, die elders bezig was. Toen zij bij de tuindeur was gearriveerd, trok ik mij strategisch terug, want ik ben geen held in dit soort dingen. Als een minuscuul veldmuisje door de kamer schuift, heb ik de neiging op de eettafel te springen, vooral sinds ik gehoord heb dat muizen langs je broekspijpen omhoog kunnen klimmen. Waarom ze dat zouden doen, is mij een raadsel, maar bij alleen al de gedachte krijg ik de neiging om in huis nog slechts korte broeken te dragen.
Ik dus naar boven, want ik moest zogenaamd even op mijn werkkamer zijn. Even later hoorde ik mijn echtgenote eveneens de bovenverdieping betreden. Ze sloot zorgvuldig de deur naar de trap met de mededeling: "Hij heeft die vogel mee naar binnen gekomen, maar ik heb geen idee waar dat beestje ligt."
Gatverdamme! Nu moesten we op zoek naar de stoffelijke resten van een spreeuw en je zou zien dat ik op een onbewaakt moment in het ontzielde vederlijfje zou trappen. In de vooravond gingen we even boodschappen doen bij een supermarkt die is aangepast aan de 24-uurs economie. We zaten nog in de auto toen mijn zoon zijn moeder mobelde. Dat vind ik een leuk woord: mobellen. "Die vogel leeft nog hoor," wist zoonlief te melden. "Hij zit achter een radiator vlakbij de boekenkast in de zijkamer en Ot ligt er voor, maar doet hem niks." We waren perplex. "Nu kan ik niet eens mijn eigen huis in," mopperde ik. "Stel je niet aan," antwoordde mijn echtgenote, maar ik nam mij heilig voor de woning pas te betreden nadat Ots prooi achter die radiator vandaan was gehaald. Uiteraard niet door mij.
Gelukkig is mijn zoon een echte kerel. Even later belde hij weer met de mededeling dat hij de spreeuw veilig uit zijn schuilplaats had gelokt en in een doosje had gestopt. Een uurtje later kwam de dierenambulance om de vermetele vogel naar de vogelopvang in Naarden te brengen. Het diertje lag er versuft maar ogenschijnlijk ongeschonden bij. Toen de spreeuw was ingeladen, kwam één van de medewerkers van de dierenambulance nog even terug om een update van de situatie te geven. "Hij is een beetje versuft, maar ik denk dat het wel goed komt," zei ze met de blik van iemand die al zoveel uit kattenbekken ontsnapte vogels heeft gezien.
Het zijn taaie rakkers, die spreeuwen. En als ze niet uit de bek van een witte kat bungelen, kunnen ze nog een aardig moppie zingen ook.