Nader tot De Roon
Eindelijk deed de PVV mee aan een debat in Almere. De krachtmeting was georganiseerd door de krant Almere Vandaag en vond plaats in theater De Roestbak, dat waarschijnlijk zonder pardon wordt wegbezuinigd als de paladijnen van Wilders in Almere aan de macht komen. Ik trad op als lijsttrekker van Leefbaar Almere. Na woensdag 3 maart worden we als grootste oppositiefractie afgelost door de PVV. Dat staat nu wel vast. Of er moeten nog een paar partijen zijn die alle aan de gemeente gelieerde instellingen een hoofddoekjesverbod, volgens een nog op te stellen Kopvoddenverordening, willen opleggen.
Op het podium stond een lange rij tafeltjes en stoelen, want er deden maar liefst zestien vertegenwoordigers van politieke partijen mee. De organisatoren waren op het idee gekomen om mij naast Raymond de Roon, Tweede Kamerlid en lijsttrekker van de PVV Almere, neer te zetten. Aan zijn andere zijde nam Roelie Bosch, de lijsttrekker van de ChristenUnie, plaats. Een door en door correct christelijke dame met een hart voor iedereen. Als er iemand is die hem kan bekeren, is het Roelie wel, peinsde ik. Wat zou het mooi zijn. Raymond de Roon die midden in het debat opeens achter dat tafeltje vandaan komt, met grote stappen naar het midden van het podium beent en zich op de knieën werpt om met een door trance en emotie getekende stem al zijn zonden te belijden en af te werpen. Zijn ogen glinsteren van een nooit gedachte vreugde, die zijn gelaat iets warms, ja zelfs aantrekkelijks geeft. "O Heer, vergeef mij. Ik was verblind en meende dat u naar mijn evenbeeld geschapen was. Nu besef ik dat het andersom is en dat u alle schepselen van deze aarde belichaamt. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het nou een poema of een strontvlieg is, het zijn uw creaturen en ze zouden ons allen even lief moeten zijn." De zaal kijkt verbijsterd toe. Onder de met Raymond meegekomen aanhangers breekt lichte paniek uit. Hun vette lachjes smelten langs afhangende mondhoeken weg en aarzelend klinken de eerste afkeurende geluiden op. Maar Raymond trekt zich er niets van aan. Hij gooit zijn Kreymborgjasje in het publiek, rukt zijn campingstropdas af, maakt de bovenste twee knoopjes van zijn overhemd los en stevent met uitgestrekte armen op de lijsttrekker van de Nationale Moslim Partij af. De man probeert nog onder zijn tafeltje weg te duiken, maar Raymond is hem voor en sluit hem liefdevol in de armen.
Zo saai was dat debat. Er drongen zich allerlei rare gedachten aan mij op. In werkelijkheid nam De Roon stijfjes doch uiterst correct op de stoel rechts naast mij plaats. Hij was in vrede gekomen, zo bleek. "Ik zie dat het toeval ons heeft samengebracht," zei hij vriendelijk. Terwijl we elkaar de hand schudden, prevelde ik zachtjes "Inshallah". Het sloeg nergens op, maar het kon evenmin kwaad. Terwijl De Roon welgemanierd een glaasje water inschonk, wierp ik een verstolen blik naar rechts. En profil zag hij er, hoe zal ik het zeggen, allerminst onvriendelijk uit. Als ik hem niet uit de publiciteit had gekend, zou ik hem voor de directeur van een welzijnsinstelling hebben gehouden. Een ietwat wereldvreemde heer die zelden zijn bevlogenheid uitte, maar die wel keihard werkte voor de goede zaak. Zo'n man. En tegelijkertijd ook een beetje Henk Kamp: streng doch rechtvaardig.
Naarmate de avond vorderde, werd ik steeds ongeduriger. Een onderhuidse kriebel dreef mij telkens naar het puntje van mijn stoel. Het was net alsof de man naast mij onzichtbare statische electriciteit uitstootte, die het bloed onder mijn nagels deed tintelen. Onbewust van mijn gemoedstoestand, zat De Roon als een standbeeld naast mij. Hij was de rust zelve. Pas als hij achter één van de vier katheders plaatsnam om zijn anti islamrepertoire af te werken, leek het of zich onder het onberispelijk geperste kamgaren iets van emotie probeerde los te maken, maar voordat het begon te broeien, nam hij alweer volmaakt kalm plaats op zijn stoel. Het debat was op weg naar het einde en ik had nog steeds geen idee waar die onrust vandaan kwam. Maar opeens wist ik het. Nader tot u! Dàt was het. Die passage over een jongeman die op het punt staat zich aan de vleselijke lusten van Gerard Reve te onderwerpen, getuige de kleding die hij reeds aan Reve's sobere meubilair heeft toevertrouwd. Het is de volksschrijver vreemd te moede, totdat hij dat ondefinieerbare gevoel in literatuur van de hoogste orde weet om te zetten: "En opeens had ik de gewaarwording van een nabij gekomen onheil, alosf ik met de Dood naar bed ging, niet met mijn eigen, wel te verstaan, maar met die van een ander."
Vanavond weer een debat.