Bekentenis van een politicus
RTL Nieuws heeft mij nog niet benaderd. Misschien slaan de investigative reporters van het tv-station gemeenteraadsleden wel over, maar met genadeloze precisie schuimen ze het parlement af en ik wil die klop op de deur vóór zijn. Daarom kom ik uit de kast, leg ik mijn duistere verleden bloot, misschien ook als voorbeeld voor collega-raadsleden die iets op hun kerfstok hebben dat hen sinds jaar en dag achtervolgt. 't Is moeilijk om na zoveel jaren, zeg maar gerust decennia, het hoge woord te spreken, maar daar gaat-ie: Ik heb als jongetje van elf of daaromtrent een diefstal gepleegd. Zo, dat is er uit. Merkwaardig genoeg voel ik mij in het geheel niet opgelucht. Ben ik als politicus inmiddels zo gecorrumpeerd geraakt dat verdorvenheid mij niet meer raakt?
Gravend in mijn geheugen zie ik mijzelf op het Koningsplein uit lijn 2 stappen voor een middagje slenteren door de binnenstad van Amsterdam. Ik mocht dat graag doen: opgaan in de anonimiteit van mijn stad, winkel in winkel uit, genieten van de golf van warmte die op de drempel van sommige winkelpanden over de bezoeker werd uitgestoten, aantrekkelijke verkoopsters observeren wier keurig gestreken nauwe rokken tot ruim over de knie vielen. Er was zoveel te raden in die tijd, de fantasie vierde hoogtij. Nu zie je bijna alles, ook heel veel lelijke benen met puntige knieën die je de lust tot fantaseren ontnemen. Maar ik dwaal af.
Ik liep via de Heiligeweg naar de Kalverstraat waar ik rechtsaf sloeg richting De Munt. Voor de etalage van de fotowinkel waarvan de naam mij even ontschiet bleef ik staan om naar de ingetogen portretten te staren van mannen, vrouwen en kinderen die de passant met die besmuikte blik van de jaren '50 aankeken. Ik kon daar minutenlang blijven staan, terwijl ik mij probeerde voor te stellen wat er achter die smoelwerken schuil ging. Met moeite maakte ik mij los van de etalage die de grens van de Kalverstraat met de Munt markeerde en ik begaf mij naar het zebrapad dat naar de Reguliersbreestraat leidde. Een kort, maar o zo veelkleurig straatje met de bioscopen Tuschinski, Nöggerath (Neukeraat zei ik in gedachten), de Cineac en Galeries Modernes.
Galeries Modernes. De naam alleen al. Categorie Wiener Bonbonnière, een etablissement op het Rembrandtplein waarvan zelfs Google het bestaan niet kent, maar waar in mijn herinnering mijn zus eens met onze kostganger oom Gerrit een voorstelling bijwoonde terwijl ik thuis moest blijven, omdat ik nog te klein zou zijn voor zo'n frivool uitje. Oom Gerrit kon fabelachtig mondharmonica spelen. Hij was bestuurslid van het Amsterdams Operette Gezelschap (AOG) waarvoor hij teksten typte op een oude typemachine die toen nog gangbaar was. Helaas was hij nogal sentimenteel aangelegen, vooral als er een biertje aan te pas kwam. Zelfs een gering percentage alcohol kreeg al vat op zijn betere ik en dan begon bij snotterend over zijn door tegenslagen getekende leven te vertellen. Een cursus psychologie voor de jeugd, zou je kunnen zeggen. Niet echt leuk trouwens. Maar ik dwaal weer af.
Die druilerige middag betrad ik Galieries Modernes. Ik dwaalde langs de schappen waarin een keur van grote en kleinere prullen was opgesteld tot mijn oog op een mini kaartspel viel. Hm, merkwaardig, zo'n pakje had ik nog nooit gezien. De kaartspellen die door mijn ouders en hun klaverjasvrienden werden gebruikt waren minimaal twee keer zo groot. Ik pakte het doosje met de kaartjes uit het schap, draaide het om en om... En toen gebeurde het. Zonder dat ik er bij wijze van spreken erg in had, liet ik het spelletje in een zak van mijn jack glijden. Ik schrok me rot. Mijn tot dan reine hartje bonsde in mijn keel en ook anderszins reageerde ik precies zoals de helden in mijn jongensboeken als zij in een precaire situatie terechtkwamen. Ik voelde dat mijn wangen rood kleurden en ondertussen vroeg ik mij af wat mij tot deze criminele actie had gedreven. Het moest iets buiten mij om zijn geweest, een soort magneet die van gewone Hollandse jongens dieven maakte. De buit brandde als het ware in mijn zak. Het liefst wilde ik het spelletje terugleggen en als een pijl uit een boog de winkel verlaten, maar zo jong als ik was realiseerde ik mij dat ik juist dan als dief kon worden ontmaskerd. Het stomme ding zat nu eenmaal in mijn zak, daar was niets aan te doen. Ik was dief en slachtoffer tegelijk. Maar er waren in die tijd nog geen begripvolle sociaal werkers die jongetjes zoals ik met fluwelen handschoenen bij de hand namen om hen met zoetgevooisde therapietjes en sport & spel terug te brengen op het Goede Pad.
Ik schuifelde schuldbewust naar de uitgang van het warenhuis en ik was er van overtuigd dat vele ogen mij argwanend in de rug prikten. Elk moment verwachtte ik een hand op mijn schouder en de voor die tijd doodnormale vraag: "Zeg broer, waar gaat dat naartoe?" Als ik nu elf was, zou ik brutaal antwoorden: "Bemoei jij je even met je eigen zaken, vuile pooier", maar we moesten ons nog bevrijden van het juk der autoriteiten. Vergeet niet dat fietsen zonder licht in die jaren behoorlijk riskant was en dat je zelfs door een barse diender kon worden aangehouden als je vergat je hand uit te steken.
Toen ik eenmaal buiten was, rende ik terug naar de Heiligeweg, alsof ik door het hele politiekorps van Amsterdam op de hielen werd gezeten. In de Handboogsteeg, waar de kapper van mijn vader was gevestigd, keek ik schichtig om mij heen. Geen kip te bekennen. Ik haalde voorzichtig het kaartspelletje uit mijn zak. Wat moest ik er in vredesnaam mee? En hoe moest ik thuis vertellen dat ik in het bezit was gekomen van een lullig spelletje kaarten (lullig vanuit het nu geredeneerd, want die kwalificatie kende ik toen nog niet). Ik haalde het spelletje door de modder die zich als gevolg van een gestaag aanhoudende motregen in de goot van de Handboogsteeg had gevormd. Desgevraagd kon ik betogen dat ik het in een plas had gevonden.
Pas in lijn 2 op weg naar het Hoofddorpplein voelde ik mij weer veilig. Dat kaartspelletje heb ik waarschijnlijk in een prullenbak gedumpt, want ik kan mij niet herinneren dat ik er ooit ook maar één kaartje mee heb gelegd. Er stond patience op, een variant die ik niet kende en die voor mij als nieuwbakken dief irrelevant was, want als ik iets met die kaartjes wilde doen, moest het een spel zijn dat je in je eentje kon spelen.
Dit is mijn bekentenis. RTL Nieuws mag hem gerust overnemen. Als de gemeeneteraad van Almere een interepellatie aanvraagt over mijn verwerpelijke verleden, ben ik bereid het boetekleed aan te trekken.
Ik voel mij net een schaap dat als eerste over de dam is.
Wie volgt?