De stok van Lulli
We zaten in de grote zaal van het Concertgebouw op enkele meters van het podium waarop The Bach Choir and Orchestra of the Netherlands, onder leiding van Pieter Jan Leusink, composities van Händel ten gehore zou brengen. Sinds de Mattheus in Hoogland zijn we namelijk fan van counter tenor Sytse Buwalda en hij stond als solist in het programma. Koor en orkest bestaan uit professionals die zonder één euro subsidie het hoofd boven water houden. U zult begrijpen dat nogal wat recensenten uit de wereld van Gesubsidieerd Klassiek hun neus ophalen voor deze ploeteraars. Het idee dat Pieter Jan Leusink, de dieselmotor achter het gezelschap, via een website kaartjes verkoopt, kortingen biedt en gratis cd'tjes belooft... Nou jaaaa!
We zaten dus vlakbij het podium in de grote zaal. Ik probeerde mijn echtgenote aan het lachen te maken. "Heb ik je wel eens verteld dat ik al heel lang van plan ben het verzameld werk van Händel op cd te zetten?" vroeg ik. Ze keek mij aan met de neutrale blik van een volwassene die welwillend naar het grapje van een kleuter luistert. "Ja," vervolgde ik, "en ik denk als titel aan De Hele Händel." De acoustiek in de grote zaal is vermaard, maar ik hoorde niet echt een schaterlach. Wel: "Leuk hoor."
Mijn oog viel op Händels naam, die keurig boven één van de voor musici bestemde deuren naar het podium was gegraveerd. Zoals u weet (en anders weet u het nu) worden op deze manier beroemde componisten in de grote zaal geëerd. Ze zijn hoog in de wanden en hier en daar zelfs in de balkons geëetst. Händel prijkt links naast het orgel, niet ver van Scarlatti en Mozart. Rechts, ook boven monumentale podiumdeuren, hangen Bach en Haydn gebroederlijk naast elkaar, prominenter dan Van Beethoven, die het met een plekje aan de kale muur moet doen. Nou ja, Strawinsky en Dvorak mogen pas echt klagen, want die zijn in een bocht van het balkon weggewerkt.
Ik liet mijn ogen nog eens langs al die namen dwalen en opeens schoot ik rechtop in mijn met pluche beklede stoel. Naast Händel, boven een podiumdeur, las ik de naam Lulli. Ik stootte mijn echtgenote aan. "Ken jij een componist Lulli?" vroeg ik. Ze keek me nu iets minder welwillend aan, dus haastte ik mij te zeggen: "Nee echt, kijk dan, naast Händel." Ze keek en haalde vervolgens haar schouders op. Inmiddels was mijn oog op de naam Dopper gevallen. Ik had werkelijk geen idee. Mijn echtgenote evenmin. "Ik weet wel dat hij vier kinderen had," zei ik. "Vier kinderen? Hoe kan jij dat nou weten?" vroeg zij. "Dat zijn de Doppertjes, hè, wie kent ze niet?" antwoordde ik. Meligheid kent geen tijd.
Meer tijd voor flauwe grappen was er niet, want eerst Sytse Buwalda (door de Händeldeur vlakbij Lulli) en daarna Pieter Jan Leusink daalden de trappen af naar het podium waarop koor en orkest zich reeds hadden geïnstalleerd. Ik keek de dirigent als het ware direct in zijn broekspijpen. Zijn enerverende manier van dirigeren brengt je soms op het puntje van je stoel. Het is bijzonder leerzaam om zo dicht op een orkest te zitten. Zo zag ik op welke even verschillende als boeiende manieren cellisten hun instrument tussen de benen klemmen en ook was ik er getuige van hoe een koperblazer, die een soort trompet zonder ventielen bespeelde, dat ding uiteen nam om overtollig vocht af te wateren. Gatverdamme! Maar ja, wat moest die man anders? Elke keer als die blazer zijn apparaat leegschudde, leek het wel alsof een magneet mijn ogen op dat onsmakelijke tafereeltje richtte en dan keek ik maar gauw naar Lulli. Wie was ooit op het idee gekomen zijn naam op een ereplaats te laten aanbrengen ten koste van genieën als Mozart en Van Beethoven? Zou ook maar iemand in de uitverkochte zaal überhaupt van Lulli hebben gehoord?
Gelukkig hebben we het internet. Jean-Baptiste Lully, wiens oorspronkelijke naam Giovanni Battista Lulli luidde, was een favoriet van koning Lodewijk XIV. Leest u zelf maar wat hij zoal heeft gepresteerd. Ik vermeld hier alleen als saillant detail dat hij in 1787 op een bizarre manier het leven liet. Op 8 januari van dat jaar dirigeerde hij een Te Deum ter gelegenheid van de genezing van de koning die blijkbaar hard ziek was geweest. Lulli gebruikte een lange dirigeerstok waarmee hij regelmatig op de grond sloeg. Ik denk dat hij daar net zo energiek mee stond te zwaaien als Pieter Jan Leusink met zijn stokje. Hoe dan ook, Lulli raakte per ongeluk zijn eigen voet en wel zo hard dat hij zich ernstig verwondde. Die wond ging ontsteken, de infectie ging over in ganggreen en dat was het einde van de grote Lulli. Onfortuinlijk. Laat hem dus maar gewoon boven die deur in de grote zaal. Als pleister op de wonde.
PS
Sytse Buwalda was grandioos. U moet echt eens naar een uitvoering gaan waarin die man optreedt.