Strijd tegen de natuur
Ik wou dat ik psychiater was, dan nam ik mijn buurman gratis in therapie. Het is geen kwaaie kerel. Hij komt van een dorp, zei hij eens in de laatvroege uurtjes van een jaarwisseling en hij was slecht opgewassen tegen de agressie van mensen uit de grote stad. Maar dat is jaren geleden. Sindsdien heeft hij zich ontwikkeld, al gaan we heus niet rollebollend over straat. De buurman heeft helaas een fobie waardoor de verhoudingen ietwat vertroebeld zijn geraakt. Hij heeft een afkeer van groen. En die afkeer is in de loop der tijd uitgegroeid tot regelrechte haat. Alles wat naar natuur riekt, moet als het aan de buurman ligt met wortel en tak worden uitgeroeid. Elk aarzelend in bloei gerakend bloempje moet terstond om zeep worden gebracht.
Elk schuchter boven het maaiveld glurend grassprietje dient met grof geweld naar de andere wereld te worden geholpen. En toch woont hij in een oerburgerlijk huis met een tuin in een al even oerburgerlijk wijkje waarvan de voorspelbaarheid mij nog altijd ontroert. De vorige bewoners van mijn buurmans huis waren ook geen onversneden groenliefhebbers. Zij hadden in hun tuin een tegelvloer gelegd, maar die hadden ze wel verluchtigd met drie wanstaltige houten bakken waar bloemen en planten in stonden. Onder het regime van de nieuwe buren verdwenen die bakken al gauw, net als de tegelvloer. Er kwamen straatstenen voor in de plaats, zodat de voormalige tuin sterk op een parkeerplaats leek.
Op een zonnige zomerdag was ik bezig de barbecue klaar te zetten, toen ik de buurman in een soort zilverachtig maanpak uit zijn tot schuurtje omgebouwde carport zag komen. Op zijn rug hing een cilinder waaraan een slang met spuitmond was bevestigd. Ik kon de buurman in het voorbijgaan nog net toeroepen: “Je gaat toch geen gif spuiten, hè? Ik heb namelijk vlees op tafel staan.” Hij knikte geruststellend van nee. Nog geen vijf minuten later hoorde ik het geluid van vloeistof die onder hoge druk naar buiten worden geperst en voor ik het wist spetterde het door de schutting dat het een aard had. Ik sprong zowat een meter boven het maaiveld uit en mijn ietwat hysterische scheldkanonnade drong blijkbaar onder de plastic kap door, want de buurman schakelde het spuitapparaat uit, schoof die kap omhoog en zei schouderophalend: “Het is gewoon water hoor.”
Ik vraag mij wel eens af wat het groen de buurman heeft misdaan, want hij gaat zich steeds grimmiger gedragen ten opzichte van de natuur. Hij is net een Limburgse dierenactivist. Zo voert hij een guerrilla tegen de berk in onze tuin, want daar dwarrelt ’s zomers bloesem vanaf waar zijn echtgenote niet tegen kan. Ik heb menigmaal geprobeerd de buurman uit te leggen dat die berk er al lang stond voordat hij en zijn echtgenote hun huis kochten en dat ze van de koop hadden kunnen afzien vanwege die vermaledijde berk. Maar dat muntje valt niet. Uit protest tegen het bestaan van de berk, heeft de buurman een grote blazer aangeschaft waarmee hij in het bloeiseizoen iedere dag demonstratief blaadjes verzamelt, die hij vervolgens voor mijn tuindeur neerlegt. Ik vind dat helemaal niet erg, want ik mag graag een hoopje bladeren zien liggen. Vaak zitten er blaadjes tussen die van andere bomen dan de mijne afkomstig zijn, maar daar maak ik geen punt van. Hoe meer blaadjes hoe meer vreugd. In verband met het bovenstaande noemen wij de buurman al geruime tijd Jan Blaaser.
Sinds kort heeft hij er een bijnaam bij: Willie Wortel. Een tijdje terug heeft de buurman een boomwortel ontdekt die onder zijn voortuintje doorloopt. Ik zou zeggen: zand erover, maar de buurman heeft er zijn zinnen op gezet die wortel te vernietigen. Dat is nog een hele kluif. Hij is er al weken mee bezig en het schijnt nog altijd niet te zijn gelukt. Gistermiddag hoorde ik opeens een gierend geluid uit zijn voortuintje. Alsof er een vliegtuig overtrok. Een zwaar metaal probeerde de standvastige wortel te doorklieven. Even later dreven er dichte rookwolken langs het raam in de voorkamer. Een overbuurvrouw kwam geschrokken poolshoogte nemen. Ik besloot binnen te blijven. Er was schaatsen op tv.