Pierre de Coubertin spreekt

Ik wil u vertellen over de tijd toen ik jong was. Over geestdrift, kameraadschap, de opwinding die door een idee teweeg kon worden gebracht. Voor mij was dat de mooiste tijd. We barstten van energie, mijn vrienden en ik. We zaten boordevol idealen. Het is maar goed dat een mens niet weet wat de toekomst in voorraad heeft. Toen wij in 1894 in een vergaderzaal van de Sorbonne met vertegenwoordigers van negenenveertig sportbonden de moderne Olympische Spelen van de grond brachten, bestond het wóórd wereldoorlog niet eens. Onbekommerd filosofeerden wij in het gedempte licht en het beschaafde rumoer van Parijse etablissementen over wat nu de olympische gedachte wordt genoemd.

Jawel, we waren zondagskinderen, maar juist daardoor begrepen we dat we door onze bevoorrechte positie een maatschappelijke verantwoordelijkheid hadden. Dat we onze mogelijkheden moesten aanwenden ten dienste van de mensheid.

Olympische Spelen. Een sportfeest voor atleten uit alle landen van de wereld. Het idee is niet eens van mij, maar mijn voorgangers beten hun tanden stuk op de vele, vele hindernissen die men moet nemen voordat ook het beste idee concreet vorm kan aannemen. Aan het idee lag wel degelijk een maatschappijvisie ten grondslag. Zonder een diepergaande motivatie dan alleen maar de wens tot internationale sportbeoefening zouden de Olympische Spelen de tijd nooit hebben doorstaan. Het gaat niet om de vrucht van een uit de hand gelopen studentenfeestje. Als dat zo was, zouden de Spelen al na hun eerste editie in 1896 ter ziele zijn gegaan.

De Olympische Spelen overleefden twee wereldoorlogen, een koude oorlog en verscheidene boycots in de niet aflatende pogingen sport tot een speelbal van de politiek te maken. De Spelen bleven overeind, omdat de motieven waar zij uit voortkwamen zuiver waren.

Weet u dat mijn belangrijkste inspiratiebron een Engelsman was? Thomas Arnold heette hij. Hij was een pedagoog en een verlichte geest, die jonge mensen op hun volwassenheid en hun verantwoordelijkheidsbesef wilde aanspreken in plaats van elke vorm van initiatief met regels en onbuigzaam gezag de kop in te drukken. Arnold stimuleerde als headmaster van de public school Rugby College zijn leerlingen vorm en inhoud aan hun leven te geven. Juist door die vrijheid om zich te ontwikkelen, werden zijn pupillen onafhankelijke, niet langs geijkte paden denkende volwassenen. De bloem der natie.

Thomas Arnold leefde van 1795 tot 1842. Ik heb hem niet gekend, maar zijn werk werd door zijn leerlingen voortgezet en met hen heb ik tijdens een reis door Engeland uitvoerig over de filosofie van deze grote pedagoog gesproken. Arnolds ideeën waren een antwoord op de dufheid en het formalisme waardoor de opvoeding in die dagen werd gekenmerkt. Dat sprak mij aan.

Misschien heb ik de kracht van Arnolds denkbeelden een beetje overschat en ik zou ook niet durven beweren dat ik een ziener was in het fin du siècle. Een heleboel ontwikkelingen heb ik juist niet voorzien, niet alleen in politiek opzicht, maar ook ten aanzien van de Olympische Spelen. Maar ik heb ook nooit de pretentie gehad een ziener te zijn. Ik wilde mij slechts inzetten om een ideaal te verwezenlijken, met hart en ziel en niet aflatend voordat het doel was bereikt. Dat is mij, met behulp van mijn vrienden, uiteindelijk gelukt.

Bevoorrechte jongeheren waren we, maar we hadden niet ons eigen belang op het oog. Wat we nastreefden was een door de sport geïnspireerde, internationale kameraadschap waarvan een ieder deel kon uitmaken. Niet op grond van afkomst of maatschappelijke status, maar op basis van prestaties in de sport. Honderdveertien jaar nadat mijn idee door tientallen sportbonden werd omarmd, kijk ik met voldoening terug op de geschiedenis die ik nog als toekomstdroom heb gekend.

Grootse ideeën zijn altijd sterker dan hun bedenkers, omdat ze niet blijven steken in de tijd en omdat ze niet sterven. Ze zijn onderhevig aan voortdurende verandering, al wordt die nauwelijks opgemerkt door de massa, die immers in het hier en nu leeft. Op een dag zijn de oorspronkelijke ideeën zo veranderd dat hun bedenkers er domweg niet meer toe doen. Zij worden netjes vermeld in de geschiedschrijving en daarmee is hun rol uitgespeeld. Ik, Pierre de Coubertin, besef dat ik slechts een herinnering ben aan een olympisch ideaal dat mij allang is ontgroeid.

Een stem uit het verleden, dat ben ik, Pierre de Coubertin. En dat is goed, want het gaat niet om de ego's, maar om het idee. En dat is, ook na de Olympische Spelen van 2008, nog altijd springlevend.