Kikkerbil op het oorlogspad

In de bus van Almere naar het Amstel Station zat, aan de overzijde van het middenpad, een jongetje van pakweg negen. Hij had de bank voor zich alleen. Zijn keurig geknipte haren staken net boven het passagiersraam uit. Hij had het zich gemakkelijk gemaakt. Onderuitgezakt als een oude man in een leunstoel, staarde hij naar een I pad, die slordig op zijn schoot lag. We reden over de A 6. Links en rechts wuifde door mensenhand geplant geboomte, maar daar had het jongetje volstrekt geen oog voor.

 

Ik vroeg me net af of de buspassagiers zich realiseerden dat al het groen om hen heen op de tekentafel is bedacht, toen ik een vogel, ietwat gekweld, hoorde sjirpen. Het geluid kwam duidelijk uit de richting van waar het jongetje met zijn I pad zat. Even later weerklonk een geweerschot. Het jongetje aaide over het scherm van de I pad. En weer hoorde ik de kreet van een vogeltje gevolgd door een knal. We reden over de Hollandse Brug en het muntje viel: het jongetje hield zich onledig met een computerspelletje. Een uiterst monotoon vermaak dat voor de luisteraar slechts bestond uit wanhopig vogelgezang en het onvermijdelijke schot dat daar een eind aan maakte.

Ik stelde mij voor dat het spel 'Shoot the Bird' zou heten. Echt iets voor negenjarige jongetjes om zich tijdens een busrit van veertig minuten mee te ontspannen. Mij begon dat gesjirp en geknal al gauw op de zenuwen te werken. Ik had een vreemd soort medelijden met die vogeltjes, kansloos als zij vielen door de geoefende hand van het knaapje naast mij. Ter hoogte van Muiderberg had die knul al een hele volière afgeschoten. De kleine massavogelmoordenaar zat er volkomen relaxed bij. Hij had een onberispelijk schoon blauwwit shirt aan en een keurig gestreken broek waaronder dure sportschoenen uitstaken. Knal, daar schoot hij weer zo'n onschuldig diertje uit de lucht. Een duurzaam geklede jongeman schuin voor mij las onaangedaan verder in De Volkskrant. Hij leek mij best wel een milieubewust type, lid van Natuurmonumenten, Wakker Dier wellicht. Kom eens in actie, dacht ik. Een negenjarige is een vogelsoort, ook al is het een digitale, aan het uitroeien en jij blijft lekker op je krent zitten. Salonactivist!

Er drong zich een beeld uit het verleden aan mij op. Amsterdam 1964. Een jongen van veertien stond op het achterbalkon van lijn 2. De jongen nam een hapje van een gevulde koek die voor een kwart uit een papieren zakje stak. Op een bordje stond de tekst 'Het is verboden vettige of kleverige etenswaren mede te nemen, tenzij goed verpakt'. De jongen glimlachte vergenoegd. Hij vond zijn gevulde koek niet vettig, maar met die zak er omheen was er al helemaal geen vuiltje aan de lucht. De conducteur, een hoogblonde twintiger met het air van iemand die er van overtuigd was dat hij heus wel hogerop zou komen, boog zich voorover naar zijn microfoontje en zei: "Jongeman, de volgende halte is voor jou." De tram sloeg net de hoek om van de Van Baerlestraat naar de Willemsparkweg. De jongen at rustig door. Toen de eerstvolgende halte was bereikt, kwam de conducteur uit zijn hokje en wees de jongen het gat van de geopende achterdeuren. Wat volgde was een voor de medereizigers vermakelijke discussie die eindigde met een dolkomische act van de conducteur die de jongen tevergeefs naar buiten probeerde te werken. De jongen had zich om een stalen stang op het achterbalkon gedrapeerd en er moest een toevallig voorbijfietsende agent aan te pas komen om hem tot een voortijdig vertrek uit de tram te bewegen. De jongen nam morrend de volgende tram en bij het eindpunt, het Hoofddorpplein, zag hij de tram waar hij even eerder was uitgezet. De conducteur zat nog in zijn hokje. De achterdeuren stonden open, want het was een warme dag. De jongen stak zijn hoofd naar binnen en riep: "Kikkerbil op het oorlogspad!" Daarna maakte hij zich razendsnel uit de voeten.

Net als Cowboy Gerard kan ik nu melden waarom ik dit verhaal zo goed ken. "Want die jongen was ik."

Op het Amstel Station klapte de negenjarige zijn I pad dicht, borg het kostbare apparaat netjes op in een etui en stapte uit de bus. Ik tikte hem op de schouder en vroeg: "Zat je nou echt vogeltjes te schieten?" Het jongetje draaide zich om, lachte spontaan en zei: "Ja, maar ze zijn niet echt meneer."