Zijn naam was Meier

Voor mij ligt een print waarop twee foto's staan. De ene is wereldbekend, de andere is ontroerend zo niet hartverscheurend in het licht van de wereldbekende plaat. Die laat het beeld zien van een rijtje geknielde mannen op het Jonas Daniël Meijerplein in hartje Amsterdam. De mannen hebben hun handen omhoog. Van hun gezichten valt angst af te lezen. Naakte angst. Ze worden in het gelid gehouden door een Duitse soldaat met glimmend gepoetste laarzen en een geweer dat nonchalant op de straattegels is gericht. De mannen dènken niet eens aan ontsnappen. Ze worden geconfronteerd met de onbreekbare superioriteit van het Duizendjarig Rijk dat na die februaridag in 1941 nog ruim vier jaar stand zou houden. De mannen zijn joden, gevangen in de fuik van een razzia die tot de Februaristaking zou leiden. Naamlozen. Althans tot voor kort, want één van hen heeft zeventig jaar na die kille jodenjacht een identiteit gekregen. Zijn naam was Meier. Meier Viejra.

Zijn dochter schonk onlangs familiefoto's en brieven van haar vader aan Het Joods Historisch Museum en zo heeft de man op de foto ook voor ons een naam gekregen. En een persoonlijke geschiedenis. Die bestrijkt een korte periode, van 1918 tot 1941. Dat jaar werd Meier Viejra via het interneringskamp Schoorl naar de Duitse concentratiekampen Buchenwald en Mauthausen gedeporteerd. In dat laatste kamp stierf hij op 23-jarige leeftijd. Denk ik, maar voor hetzelfde geld had hij zijn 23-ste verjaardag nog niet 'gevierd'. Ik ben in Mauthausen geweest. Jaren geleden op een onbestemde zomerdag. Mijn zoon was nog klein, maar de sfeer in het kamp greep hem zo aan dat we het voortijdig moesten verlaten. We konden zo door de poort naar buiten wandelen. Wij wel.

Meier Viejra was een knappe man en uit een brief van zijn dochter aan de vader die zij nooit gekend heeft, weten we dat hij ook "een heel bijzondere, grappige, meelevende en zorgzame man" was. Het andere kiekje is een trouwfoto van een stralende bruid en bruidegom wier huwelijk een kort leven beschoren was. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik kan nog altijd niet wennen aan de wereld van wreedheid en verdriet die achter zulke foto's schuil gaat.

De journalist Aad Wagenaar gaf een meisje op nog zo'n wereldbekende foto een naam. Settela Steinbach heette ze. We kennen haar als het meisje in de goederenwagon die aan zijn reis van Westerbork naar Auschwitz begint. We zien nog net haar hoofd voordat de wagon hermetisch wordt gesloten door dappere Germanen die hùn steentje bijdragen aan de Endlösung. Niet gehinderd door miljoenen landgenoten die later om het hardst zouden roepen dat ze het niet geweten hadden. Settela Steinbach was niet het joodse meisje waar wij haar decennialang voor hielden. Ze maakte deel uit van een wagonlading Nederlandse zigeuners. Alsof dat iets uitmaakt.

Je bent drieëntwintig jaar. Het leven lacht je al niet meer toe, want er is een bezetter gekomen die het op jou en de jouwen voorzien heeft. Misschien dacht je tot die dag in februari dat het wel los zou lopen. Misschien kon je domweg niet bevatten dat mannen-met-een-missie en tomeloze persoonlijke ambitie in een villa aan de Wannsee plannen hadden gesmeed om jou letterlijk als een insect te verdelgen. En toen werd je op een februaridag in 1941 als een hond op je knieën gedwongen. "Hände hoch! Sofort! Maul halten!" Van het ene op het andere moment werd je van een twintiger met een gezinnetje tot een nummer zonder identiteit gereduceerd. Verdween je in nacht en nevel. Om te eindigen in een oord van verschrikking dat zeventig jaar later als symbool van het kwaad dient.

Vermoord. Verlost?

Meier Viejra. Niet vergeten. Uit naam van miljoenen.